Zázoe deed haar ogen open,En keek om haar heen.
Ze voelde aan haar gezicht,Die glad was,En probeerde haar vleugels te gebruiken,Die aardig stijf waren geworden.
--
Zázoe was een meisje,Zo mooi als de maan,Een roos,Of het bos.
Ze rook naar verschillende bloemengeuren,En haar haar was zo blond als hooi.
Er was een slag in haar haar,En onderaan krulletjes.
Ze was rond de 16,En betrouwbaar,Lief en aardig.
Maar evenals kon ze ook verschrikkelijk kwaad worden.
--
Ze wreef haar ogen uit,En klapte nogmaals met haar vleugel's.
Ze draaide met har schouders,En keek om haar heen,En overal waren prachtige bloemen te zien.
Ze stond op,En veegde het modder van haar jurkje.